dinsdag 3 november 2009

Scherven brengen geluk



Dat een graffitispuitende jongen vorige week in Rotterdam door een aanstormende metro werd gegrepen, leek me een disproportionele straf. Neen, daar kon ik de rechtvaardige hand van Onze Lieve Heer niet in zien. Rotterdam is niet direct de meest frivole stad van Nederland. Dat zo’n jongen er ’s nachts opuit trekt om al dat beton een kleurtje te geven... nou, daar ben ik het niet mee eens, maar ik begrijp het wel. Dat krijg je ervan als je steden zo kaal en tijdelijk maakt dat de geest er geen grip meer op krijgt. Dan laten mensen een eigen visueel geurmerk achter. Bakent men het territorium af: ‘dit is mijn buurt; kijk maar...’

Vanmiddag wandelde ik via een gemoedelijk Utrechts wijkje naar het Centraal Station. Het leek me zo’n buurt waar de bewoners zich wél mee verbonden voelen. Ik voelde me er in ieder geval thuis. Er was maar weinig graffiti. Wel zag ik plompe plastic plantenbakken. De gemeente vond schijnbaar dat iedere wijk recht heeft op z’n eigen stukje lelijkheid. Niet iedereen in deze straat had zich daarbij neergelegd. Eén van de potten was bekleed met de restanten van een flinke echtelijke ruzie. Het bonte mozaiek van stukjes servies resoneerde nog een tijdje op mijn netvlies. Het leek me geen werkje dat tussen neus en lippen was verricht. Zouden ze er eigenlijk gedonder mee hebben gehad? Zou een kunstzinnige huismoeder nu bij wijze van taakstraf bushokjes staan schoon te spuiten? Ik zou het lullige Nederbureaucratie vinden. Maar het is minder cru dan een metro.